Thursday, May 29, 2008

Onderstroom

Langzaam maar zeker lijkt het geweld tegen buitenlanders hier in Zuid Afrika af te nemen. Wat overblijft zijn grote groepen ontheemde mensen, schuilend bij politiebureaus, in kerken en in tijdelijke kampen. De volgende fase in het vluchtelingendrama is begonnen met berichten van hulporganisaties over een gebrek aan goede basisvoorzieningen zoals schoon water, voldoende voedsel en hygiene. Infecties en ziektes steken de kop op, gevoed door het koude winterweer.

Ondertussen groeit de kritiek op de overheid. En het wantrouwen dat er een politiek spel wordt gespeeld. Sinds het begin van de onlusten gaan geruchten rond over etnisch geweld - geweld tussen de zwarte Zuidafrikanen onderling. Zo zouden Zulu's in Johannesburg mensen van de Shangaan-stam hebben uitgezocht om hen terug te sturen naar 'waar ze vandaan komen' (de Limpopo-provincie). Sleutel tot het al dan niet mogen blijven zou het woord voor 'elleboog' zijn. Weet je het Zulu-woord ('Indololwane') niet, dan moet je vertrekken.

Een vriendin van mij in Pretoria vertelde me dat ze gisteren twee keer mensen aansprak in Zulu, maar dat deze niet wilden reageren in Zulu. Desgevraagd bleken ze bang te zijn om hun taal te spreken. Ze wilden niet het risico lopen dat ze als Zulu herkend zouden worden door iemand van de Sesotho-bevolking die in deze regio in de meerderheid is.

Er bestaat kans dat de frustratie richting de amakwerekwere (zo worden buitenlanders uit Afrika hier genoemd) overgaat in een oplaaien van geweld tussen de veschillende stammen in Zuid Afrika. Wie herinnert zich niet het bloedige treffen tussen ANC en Inkatha in KwaZulu Natal in de jaren '80 en '90.
In Afrika gaat politiek zelden over partijen en politieke standpunten. Politiek is altijd terug te brengen op een stam, een bevolkingsgroep, hun belangen en gewoontes, hun macht.

Het is dus niet heel ondenkbaar dat de xenofobia die momenteel in Zuid Afrika huishoudt een onderstroom heeft. De machtsverhouding tussen bijvoorbeeld de Xhosa en de Zulu-bevolking is een gevoelige. Thabo Mbeki, de uitgaande president, is een Xhosa. Jacob Zuma, de nieuwe opkomende man en mogelijk toekomstige president, is een Zulu. En de meerderheid in zijn kabinet zal dus (?) bestaan uit Zulu's. Daarbij komt dat hij een hekel heeft aan Robert Mugabe die Zimbabwe terroriseert en daarin de Ndebele (de tweede grote stam in Zimbabwe) hierin aan zijn kant vindt.

Voor de Xhosa's in Zuid Afrika kan dit een heel bedreigend plaatje zijn. En dus, wie weet, hoeveel van de bestaande xenofobia niet wordt gebruikt om Zulu's zwart te maken en onder druk te zetten?

Ik kan het niet bewijzen, maar als ik de puzzelstukjes zo een voor een onder ogen krijg, dan denk ik: Wat we de afgelopen weken hier hebben gezien is het topje van de ijsberg. En wie weet wat er nog allemaal onder zit.

Monday, May 26, 2008

Howszit?


“Howszit?” De Zuidafrikaan floept het er in een adem uit, maar het zijn eigenlijk drie woorden: “How is it?” (Hoe gaat het ermee?) Het is een begroeting, een vraag waarop eigenlijk geen antwoord wordt verwacht. De mensen in het vluchtelingenkamp onder de rook van Kaapstad wachten in veel gevallen de vraag niet eens af. Ze willen wel vertellen hoe het met hen gaat...

“Hm, wat kijken jullie serieus!” zegt de jongeman uit Zimbabwe als hij ons groepje ziet staan. We zien er waarschijnlijk wat beteuterd uit, niet goed wetend hoe te reageren op de eerste kennismaking met zoveel ellende bij elkaar. “Kijk naar ons”, vervolgt hij terwijl hij zijn vriend een por geeft. “Wij zijn hartstikke vrolijk”. Om er vervolgens na een laatste grijns aan toe te voegen: “Maar wat kunnen we anders?”

“Wat kunnen we anders?” zeggen ook de twee Somalische zakenmannen die hun winkeltjes in Philippi, een van de townships rond Kaapstad, hebben moeten achterlaten. Hun eigendommen, hun dagelijkse bestaan overgeleverd aan de grijpgrage handen van de mensen in hun straat. De lokale Zuidafrikanen die genoeg hebben van ‘buitenlanders die onze banen en huizen inpikken’. Sadaq zegt dat ze nog hebben geprobeerd te praten met de gemeenteraad, met de politie. Maar het mocht niet baten. “Toen ik de politie belde omdat ik werd bedreigd, kwamen ze om te kijken hoe het met me ging en hebben me uiteindelijk meegenomen naar het politiebureau.” In Somali-e heerst anarchie, maar in Zuid-Afrika kunnen ze ook niet langer leven. “Dan kunnen we maar beter doodgaan in ons eigen land.”

“Doodgaan in eigen land”. Mary vraagt zich af of dat ook niet het beste is voor haar. De Zimbabwaanse heeft afschuwelijke dagen achter de rug. Ze woont al 5 jaar in de township Kayelitsha, maar vrijdagnacht viel een groep mensen haar huis binnen, roofden haar televisie en andere eigendommen, verkrachtten haar en namen haar twee kinderen van 10 en 25 mee. “Ik weet niet waar ze zijn”, zegt ze toonloos. “Ik heb het de politie verteld, maar ik weet niet of ze wat doen”. Mary is afschuwelijk bang. Als ze ’s nachts naar het toilet moet en de grote tent uitloopt waar de vrouwen en kinderen slapen, dan stelt ze zich voor hoe ze weer verkracht wordt. “Ik weet niet wat er mis is met deze mensen”.

“Ik weet niet wat er mis is”. John uit de Democratische Republiek Congo vluchtte voor het politieke geweld in zijn eigen land. Maar hij begrijpt niet welke geest er opeens is gevaren in zijn Zuidafrikaanse broeders en zusters.
John werkt als beveiligingsbeambte bij een bedrijf. Terwijl hij aan het werk was, kreeg hij een telefoontje van zijn huisbaas: “John, je kunt maar beter niet thuiskomen want ze halen op dit moment je huis leeg”. Hij is inderdaad niet meer naar huis teruggekeerd. Naar zijn werk kan hij ook niet langer. Het kamp ligt aan de andere kant van de stad en er is geen transport. Hij heeft niets meer. Is terug bij af. “De Zuidafrikaanse regering doet niets. De politie doet niets om ons te beschermen. We hopen dat de mensen van de UNCHR (het vluchtelingenprogramma van de Verenigde Naties, MB) hier snel komen om ons te helpen”, aldus John.

“De UNCHR moet ons helpen”, vindt ook Agnes. Deze Congoleze moeder van vijf kinderen weet anders niet hoe het verder moet. “We willen alleen maar een plaats om veilig te kunnen leven, om onze kinderen groot te brengen”, zegt ze. Wijzend op een tweepersoons matras omringd door tassen, kleding: “Voor het eerst slaap ik weer ’s nachts omdat ik weet dat ik hier tenminste veilig ben. De buren waren nooit echt aardig voor ons. En ook onze kinderen werden gepest op school. Dat was het ergste. ‘Makwerekwere’noemen ze ons.” Makwerekwere is de bijnaam die zwarte Zuidafrikanen geven aan zwarte immigranten uit de rest van Afrika. Ook van de politie ondervond Agnes weinig support. “ ‘Herinner je vaderland’, zeiden ze tegen me. Ook zij vinden dat we maar beter Zuid-Afrika kunnen verlaten.”

'Herinner je vaderland'. Dat is precies wat dominee John doet. De voorganger van de lokale baptistengemeente is min of meer aangesteld als manager over het kamp waar bijna 1300 mensen hun toevlucht hebben gezocht. Met honderden anderen die nog voor de hekken staan en voorlopig niet toegelaten kunnen worden. "Ik zou ze allemaal hier willen hebben, maar we hebben gewoon niet meer capaciteit", zegt de Zuidafrikaanse voorganger. "De premier van de provincie heeft ons allerlei materieel beloofd, maar tot dusverre heb ik er niets van gezien. We moeten het doen met wat we hier hebben, maar we hebben dringend behoefte aan mobiele keukens en toiletten." Hij ziet eruit alsof het lang geleden is dat hij voor het laatst een bed zag. Maar met een glimmend overhemd aan staat hij even later voor de camera om ge-interviewd te worden voor het televisiejournaal van die avond. Terwijl net buiten de poort de politie probeert te voorkomen dat een grote groep Somalische mannen over het hekwerk klimt om zo het kamp binnen te komen.

(Foto: Martial Dansou)

Sunday, May 25, 2008

Tekenen van de tijd

Vanmorgen sprak ik Emmanuel. Een jongeman, afkomstig uit Rwanda, en gevlucht naar Zuid-Afrika nadat zijn hele familie was uitgemoord tijdens de genocide begin jaren ’90. Hij werkt nu onder meer op zondag als bewaker op de parkeerplaats van onze kerk.

Hij begon zelf over de xenofobia – het geweld dat de afgelopen 2 weken het nieuws in Zuid Afrika heeft bepaald. “Ik begrijp het niet. Waarom doen mensen dit?” vraagt Emanuel zichzelf en mij af. Er is nog niets gebeurd in de gemeenschap waar hij woont, maar hij is bang. Wat hij de afgelopen dagen heeft gezien en gehoord (en je kunt alleen maar raden naar alle geruchten die de ronde moeten doen onder mensen die bang zijn...), doet hem denken aan Rwanda. Aan dat wat hij kwam om te vergeten.

De Assemblies of God-gemeente waar ik naar toe ga, heeft de afgelopen dagen onderdak geboden aan zo’n 100 mensen die uit een van de townships hier op het Kaapse schiereiland gevlucht zijn. Vanaf morgen worden ze elders ondergebracht door de overheid.
Tijdens de kerkdienst bidden we in kleine groepen voor de situatie in het land: voor de mensen die getroffen zijn, voor mensen die betrokken zijn bij het geweld en voor politiek leiderschap in Zuid Afrika. Ook komen een 40-tal mensen naar voren, de buitenlanders die lid zijn van onze gemeente. Als gemeenteleden gaan we om ze heen staan, en bidden voor hen. Een ontroerend, maar vooral ook krachtig en veelzeggend gebaar.

En gelukkig is dat wat vandaag op heel veel plaatsen in Zuid Afrika gebeurt. Kerken zorgen niet alleen voor opvang van mensen, maar houden ook bidstonden en protestmarsen. Wat ik interessant vind is dat diverse kerkleiders de afgelopen maanden hebben gesproken over het feit dat ze een beweging van God verwachten. De tijd is er klaar voor, zegt Michael Cassidy, de oprichter en leider van African Enterprise, in zijn maandelijkse column in Today Magazine. Kijkend naar de ontwikkelingen is Zuid Afrika rijp voor een opwekking in de kerken en een reformatie in de samenleving.

Ik probeer me voor te stellen wat voor beelden dat gaat opleveren op het televisiejournaal. De kunst (of: de opdracht?) is om te proberen de tekenen van de tijd goed te lezen en te verstaan en ons niet gek te laten maken door televisiebeelden of krantenkoppen. Maar vooral voor mensen als Emmanuel, zijn naam betekent ‘God met ons’, hoop en bid ik dat ze die opwekking en reformatie snel met eigen ogen mogen gaan zien.

Wednesday, May 21, 2008

Het was toch vrede?

In het oosten van Congo is het officieel vrede. Toch jagen rebellen nog steeds vele duizenden mensen op de vlucht.

GOMA - Oost Congo. De stoffige zandweg van Bunia naar Beni zit de ene keer vol gaten en kuilen, en is dan weer redelijk goed berijdbaar. Het hangt ervan af of de Chinezen zijn geweest. China investeert graag in dit door oorlog verscheurde gebied. De reden is makkelijk te raden: de Democratische Republiek Congo beschikt over een enorme voorraad grondstoffen die een snelgroeiende economie als China goed kan gebruiken.

Aan de weg naar Beni ligt ook het dorp Komanda. Daar staat een oud katholiek kerkje, waar omheen een groep van zo’n vijfhonderd volwassenen en kinderen van de Lesse-stam
haar toevlucht heeft gezocht. Terwijl een vrouw is begonnen met het verzamelen van brandhout dat ze in kleine stapeltjes langs de weg uitstalt, staat of zit de meerderheid wat apathisch rond het gebouwtje, wachtend totdat iemand iets doet. Ze hebben weer alles verloren. ‘Wat hebben we gedaan dat God dit steeds weer laat gebeuren’, vraagt Ikolu Andibo (47), liggend op een kleine versleten matras, zich af. Het is niet de eerste keer dat een lokale rebellengroep Komanda binnenvalt. ‘We hadden onze huizen en levens net weer een beetje opgebouwd’, zegt Andibo. ‘Nadat de vrede en rust waren teruggekeerd,
zijn we in april vorig jaar teruggegaan naar ons dorp. Maar we zijn nog geen jaar verder en moet je nu kijken.’
Ook voor chief Kalani is het moeilijk zijn mensen zo te zien lijden: ‘We zijn hier nu een week, zonder hulp. Het regent iedere dag en de nood is groot. Vooral de kinderen lijden. Met onderdak en voedsel zouden we levens kunnen redden.’ Het is duidelijk dat de chief dit niet zomaar over zijn kant zal laten gaan. Degene die dit op zijn geweten heeft, moet gestraft worden, vindt hij. Maar ‘recht doen’ kan in een land als Congo makkelijk leiden tot wraakacties. Dat kan het gebied opnieuw in een geweldsspiraal
brengen.

In februari van dit jaar leek er een einde te komen aan een lange periode van bloedige strijd. De regering en diverse rebellengroepen zetten hun handtekening onder het ‘Goma-vredesverdrag’, maar het lijkt of er niets is veranderd. Nog iedere dag komen er mensen uit de jungle, vluchtend voor hun leven. Rebellen trekken moordend en plunderend door het
enorme gebied en voeren gevechten met het regeringsleger. Volgens VN-cijfers zijn sinds 2003 bijna een miljoen mensen op de vlucht geslagen.

In het uiterste oosten, in Goma, aan de voet van de heuvels dicht bij het Kivumeer, staat chief Adolphe Bonane. Kinderen verdringen zich om hem heen, maar hij lijkt ze niet op te merken. Le président van het Shashakamp kijkt naar de hutjes van gras en bananenbladeren. Zijn ogen staan triest bij het zien van de toestand van zijn mensen. Mensen die weten hoe te overleven in de jungle, jagend en verzamelend. Sinds mei vorig jaar hebben ze niets meer. Ze leven in deze hutjes zonder enige vorm van bescherming. En zonder eten. Ruim 200 kilometer hebben ze gelopen, op de vlucht voor het leger van de rebellerende generaal Nkunda.

Verder lezen? Klik dan door naar http://www.depers.nl/UserFiles/File/De%20Pers%20woensdag%2021%20mei%202008.pdf, en kijk op pagina 9

Monday, May 19, 2008

Aliens

Before she takes our order on a sunny terras, she introduces herself as “Future”. Asked about her background she tells us that she’s from the neigbouring country of Zimbabwe. She came to South Africa a year ago.

“Future”. I tell her I like her name. It contains hope, there’s a sense of expectation.

“Future”. What a contrast with what the South African news bulletins are showing us these days. I just got back from the Netherlands and am overwhelmed by the stories of ongoing violence in Zimbabwe and since last week also the violence that’s flaring up in this country that I’ve started to call my own.

Xenofobia they call it. Fear of foreigners. Well, I’m a foreigner. But I’m not in such a desperate situation as my 3 million fellow foreigners from Zimbabwe who have sought refuge here.

Over the past years political violence and economical chaos in Zim caused a steady flow of migrants, crossing the borders into South Africa. They were looking for and hoping to find a safe haven in a nation that used to be known for it’s world's most liberal immigration and refugee policies.

However these days it’s no-one less than struggle heroes Nelson Mandela and Archbishop Desmond Tutu who have to remind South Africans of their history and where they themselves have been. In the apartheid years they were strangers scattered over foreign nations, banned from home. Although poor they were welcomed in other African countries. Tutu: "We can't repay them by killing their children. Please stop the violence now."

It’s an echo from an ancient message, a message that was for the people of Israel: “ The alien living with you must be treated as one of your native-born. Love him as yourself, for you were aliens in Egypt. I am the LORD your God.” (Leviticus 19:34)

As an echo it's also a far cry from reality then and now. Cause between then and now, in the past 4000 years, not much has changed. Humans are still humans. And they are killing, looting and raping. And if necessary, because they feel threatened, they will turn their axes, spears and guns to their neighbors, their brothers and sisters.

So, is God actually in touch with this reality? His words seem to be so far away from the present as it presents itself to me right now.
But I believe and I think He is. And because of that there must be more to his words than a nice sounding, humanist approach to the problem of migration. "I am the LORD your God". That should be the perspective. Back then, and now.

Saturday, May 10, 2008

Minding the gap

I have to time to read these days. The pile of books that's within my reach contains a variety of writings. There is one with short stories that make you smile because of their plain innocence (little people and their little things) written by a Dutch author called Carmiggelt but also historical novels, books about Africa and their dictators, and about media. The last book highlights the reality of the way media works. Reading it was both a bit unsettling and re-affirming.


The book ‘Het zijn net mensen’ (“They’re just like people”) is written by Joris Luyendijk, a former foreign correspondent for a few major Dutch newspapers, radio and television stations. For five years he tried to cover the bizarre world of the Middle East, working from Egypt, Lebanon and Israel. In his book he looks back and describes the gap between what he encountered while living and working in that region and what he saw and heard back in the media. Daily life is so much more complicated, has so many more perspectives and colors than the media does want us to believe.

The unsettling bit was where he explains how difficult it is if you do want to get the ‘real’ stories out and not just one perspective. He talks about a number of ‘filters’ you’ve got to get through.
For example, editors back home decide what news is and base their judgment on what press agencies like Reuters and CNN are communicating as ‘news’. Their definition of ‘news’ however does definitely not cover anything like the daily life of people under a dictator, under occupation. In order to remain news something needs to be moving. “We’re following this story closely”. And then, a story without ‘pictures’ is no story. You can have the best material, but if there’s no footage, there’s nothing to tell.

Living under a dictatorship confronts you with other filters as well, like fear. People are afraid to talk, they are vulnerable. And under oppression it’s hard to check facts and put the story in a wider perspective with information provided by statistics and other sources. And what to think of the agenda-setting by different parties and governments?

So according to Luyendijk there are a lot of “white spaces” in news coverage where media should be honest and say “we don’t know; we can’t know”. But instead they present their foreign correspondents who then use a lot of words to basically repeat the facts that are already on the newspaper’s desk back home. I find it challenging to think of what would happen if the media would start to say "We don't know because we can't". Or if there would be space for correspondents to place news events in the wider context, from different persectives.

Anyhow, it was quite sobering reading material for someone like me who tries to establish herself as a journalist in a foreign country. But then, here’s the re-affirming bit: I recognize a lot in what Luyendijk writes and the questions he asks. My situation is different, but still. I am faced with some of the filters. And with my own impatience to go for – what I call – the second line.

Reading this book challenged me. In the way I do my work, but also the way I look at the world around me and where I'm on the receiving end of 'the media'.