BENI - Een jonge Congolese vrouw, een meisje nog, voegt zich bij een van de rebellengroepen die de republiek al decennia lang onveilig maken. Ze trouwt met de aanvoerder van de groep en samen krijgen ze in Juli 2001 een kind. Een zoon. Hij krijgt de naam ‘Baraka’ wat in Swahili ‘Blessing’ betekent: Zegen.
Maar vanaf het moment dat zijn vader overlijdt in 2002 is zijn jonge leven middelpunt van strijd – strijd tussen de moeder die de rebellengroep heeft verlaten en haar kind bij zich wil hebben, en de rebellengroep die de zoon van hun voormalige leider magische krachten toedicht en hoopt dat zijn moeder zich opnieuw bij hen voegt om de leiding weer op zich te nemen.
Moeizaam
Is mama Baraka op de vlucht? “Nee hoor”, zegt de 26-jarige. Ze kan zich vrij bewegen en heeft niets te verbergen. Als we later door de straten van Beni, een stadje van 500.000 inwoners in de Kivu-provincie, lopen wordt ze door verschillende jongens aangesproken. Onder Beni’s inwoners bevinden zich veel ex-rebellen die na de vredesonderhandelingen hun wapens hebben ingeleverd en nu proberen om weer een gewoon leven op te bouwen. Ze leren bijvoorbeeld voor timmerman of rijden rond op een motor en bieden een taxi-dienst aan.
Spreken met haar verloopt moeizaam. En niet alleen vanwege een taalbarrière. Op bepaalde momenten lijkt het alsof ze wil opstaan en wil weglopen uit het gesprek. Het onderwerp ‘Baraka’ ligt duidelijk heel gevoelig. De vragen laten zijn moeder zuchten, draaien met haar hoofd en schuiven in haar stoel. Maar toch, ze blijft zitten. Hoewel ze geen geschiedenis wil ophalen van voor de geboorte van haar zoon en ook niet wil praten over haar tijd bij de rebellen, de redenen waarom ze vochten en het leven in de bush. “That’s a long story, it’s too hard to go there”. Maar dan vertelt ze wat ze wel kwijt wil.
“Toen Baraka zes maand oud was, splitste de groep zich. Mijn man ging er met een klein aantal mannen op uit om te vechten. Ik bleef achter met de rest. Voordat hij vertrok, zei hij dat hij de rest van de troepen onder mijn hoede achterliet. Als ik het niet aankon, moest ik het aanbod van de regering aannemen en me met de groep melden voor demobilisatie. Mijn echtgenoot is nooit teruggekomen. Tijdens de missie werd hij door een paar van zijn eigen mensen vermoord.
“Ik bleef achter als aanvoerder van de groep. Het was een leger en ze wisten dat ze me als leider moesten gehoorzamen. In 2003 voegde ik me rond de onderhandelingstafel met de regering om te kijken of we tot een overeenkomst konden komen. Als wij ons lieten demobiliseren bood de regering aan om ons op te nemen in het nationale leger. Toen ik van die onderhandelingen terugkeerde, vond ik niet mijn zoon. De bendeleden stuurden me van het kastje naar de muur, zeggend dat hij dan weer daar en dan weer ergens anders was. Na verloop van tijd begreep ik dat ze mij bij hem vandaan wilde houden. Baraka was toen 2, kreeg geen borstvoeding meer en kon dus zonder mij leven.
“Ik liet mijn zoon achter bij de groep en besloot te demobiliseren. Ik wilde me alleen niet bij het nationale leger voegen omdat ik dan overal in het land geplaatst kon worden en nog verder weg bij hem vandaan kwam te zitten. Maar ook omdat ik bang was dat ik als soldaat dan mogelijk tegen mijn eigen zoon zou moeten vechten..."
Verborgen
"Ik heb talloze keren geprobeerd om Baraka uit de bush te krijgen, maar het is allemaal niet gelukt. De eerste poging was toen hij drie jaar oud was. Maar de groep ontdekte dat ik Baraka mee wilde nemen om niet meer terug te keren en sindsdien houden ze hem verborgen voor mij. Waarom? De voornaamste reden is dat een deel van de groep de bush niet wil verlaten en wil dat ik terugkom. Ze zien mij nog steeds als hun leider die hen kan helpen om te overleven. En ze gaan ervan uit dat een moeder niet zonder haar kind kan, en dat ik dus wel terug zal komen vanwege Baraka.. Ze willen bovendien de jongen niet laten gaan, omdat ze geloven dat hij bepaalde magische krachten heeft gekregen van zijn vader.
“Ik heb regelmatig contact met mensen uit de groep. Ik hoor dan ook dat Baraka soms naar zijn moeder vraagt. En af en toe stuurt hij mensen om kleding voor hem te halen. Ook hoor ik dat hij niet wil hebben dat bendeleden negatief over mij praten. Als hij dat hoort krijgen ze voor straf een week geen eten. Baraka wordt 7 dit jaar. Hij is een slimme jongen. Hij kent geen leven buiten dat in de groep in het oerwoud, maar ik geloof dat op een dag, misschien als hij 10 is ofzo, hij in staat zal zijn om te vluchten en zijn eigen weg te kiezen.
Maar misschien dat voor die tijd de groep ervoor heeft gekozen om zich over te geven en hun wapens in te leveren. Dat hoop ik. Want het gaat niet alleen om mijn kind dat ik terug wil zien. Het gaat om meer mensen, om meer kinderen zoals hij. En de Congoleze regering ziet mij nog steeds als verantwoordelijk voor de groep. Dus wat voor verkeerde dingen ze ook doen, ik word erop aangesproken."
Jungle
"In mijn contacten met groepsleden praat ik met hen over de mogelijkheid om uit het rebellenbestaan te stappen. Het leven in de bush is geen leven. Ze gaan daar dood van de honger, door ziekte of door elkaar te vermoorden. Er is geen goed leiderschap, er staat een jungle tussen hen in. Ik laat hen zien dat de mensen die ervoor hebben gekozen om terug te keren in de samenleving een goed leven leiden. Ikzelf woon in Beni en heb een dochtertje van vijf maand oud. Ik woon in het huis van mijn broers. En ik wil niet terug naar dat andere bestaan.
Maar Baraka is bij mij. Bij alles wat ik doe, hij is altijd in mijn gedachten en gaat nooit meer weg. Ik weet niet hoe het zal zijn als ik hem weer terugzie, want door alles wat hij mee heeft gemaakt is hij anders dan andere kinderen. Maar ik geloof dat God in staat is om hem bij mij terug te brengen. God hield zoveel van mij dat Hij me, ondanks alles wat ik heb gedaan, heeft beschermd en me naar deze plaats heeft gebracht. En zoveel houdt hij ook van Baraka.”
No comments:
Post a Comment