Saturday, May 26, 2007

Leven in een dierentuin of wildpark?


"Hoe is het in Europa? Mis je Afrika?" Twee vragen van een vriend. Twee werelden in een zin: Europa en Afrika. Ik denk erover na. Sinds ik een half jaar geleden –voor een tijdje- terugkeerde in Nederland, krijg ik die vraag vaak. Het antwoord ligt niet voor de hand. “Europa is goed voor mij, maar ik kan bijna niet wachten om op het vliegtuig terug naar Afrika te stappen”, antwoord ik. Op hetzelfde moment weet ik wat het sleutelwoord is: ‘leven’.

Het leven in Europa, of beter: in Nederland, is goed. Het is afgerond. Het is egaal. Veel vragen lijken een antwoord te hebben, veel problemen een oplossing. Er zijn kaders, modellen, plannen en structuren. Er zijn weinig verrassingen. Het leven is er als in een dierentuin. Binnen 35.000 vierkante kilometer heeft alles een hokje, en tussen die hokjes lopen 16 miljoen mensen op min of meer platgetreden paden.

Afrika is anders. Het continent en de mensen bruisen van energie, van wilskracht en creativiteit. Mensen zoeken hun weg, dag voor dag, in een drang om te overleven. Soms volgen ze een bestaande route, soms trekken ze hun eigen spoor. Tegen de stroom, en misschien soms zelfs tegen beter weten in. Ze verrassen me, dagen me uit.

Een vrouw als Judith. Draagster van het hiv-virus, met de verantwoordelijkheid en de zorg voor twee kleinkinderen. Hun moeder, haar dochter, is lang geleden al door AIDS geveld. Judith is vastbesloten in haar zorg voor anderen met AIDS. Ze bezoekt hen, brengt wat eten en bemoedigt ze.

Daarin lijkt ze op een vrouw als Matrine. Al wat ouder, nooit getrouwd. In de traditionele Swazicultuur niet veel waard. Haar huisje op de berg heeft ze opengesteld voor weeskinderen. Ze zorgt voor ze, stuurt ze naar school, geeft ze liefde.

Maria, een vrouw van mijn leeftijd, heeft haar oog op een eilandje voor de kust van Guinea Bissau (West-Afrika) laten vallen. Niemand lijkt te weten wat er op Ilha de Caravella gebeurt. Ook de overheid niet. Gedreven als ze is, stapt ze op een dag in een wankel vissersbootje en waagt ze de oversteek. Eenmaal aangekomen, vindt ze er mensen, levend in hele primitieve omstandigheden. Maria besluit te blijven. En vandaag de dag is er een schooltje en medische zorg.

En dan is er Marije. Onderwijzeres in een township rond Windhoek, Namibië. Maar daarmee zoveel meer. Ze kent de achtergronden van al ‘haar’ kinderen, de situatie thuis. Ze bezoekt kindgezinnen, waarbij het oudste kind zorgt voor de jongeren omdat de ouders er allebei niet meer zijn. Ze helpt alleenstaande moeders een baan te vinden. Gaat met leiders van een gang naar een bijeenkomst van de AA, en rijdt anderen naar het ziekenhuis.

Deze vrouwen zijn ‘Afrika’! Ze (be)leven het pure, rauwe leven zoals het zich aandient. En op een manier waar ik –in stilte- jaloers op ben. Het leven in Afrika is als in een wildpark. Met al zijn woestheid en wreedheid, maar ook al het mooie en adembenemende.
(foto: E. Schassberger)

Friday, May 25, 2007

Even overstappen...


Het is heel vroeg in de morgen maar langzaam maar zeker loopt de lege vertrekhal van het vliegveld in Dakar, Senegal vol. In afwachting van een vlucht naar Bamako ben ik hier al vijf uur bezig het om mezelf gemakkelijk te maken. Dan weer op de grond, dan weer op een van de weinige gammele plastic stoeltjes die nog overeind staat. De rest ligt als ontwortelde paddestoelen her en der verspreid op de stoffige vloer. Tegels die ooit wit waren.

Buiten is het nog donker. Maar de gevoelstemperatuur is er eentje van zo’n hete zomerse namiddag in Nederland waarin je snakt naar een verfrissende onweersbui. Mensen staan in groepjes te wachten of zitten op hun bagage. Moslimmannen in lange kleurrijke gewaden, met de bekende gebeds-kralenkettingen in hun handen. Hun vingers gaan in een razendsnel tempo over de kralen en laten zo de ketting door hun handen gaan. En vrouwen in lange jurken, of juist in strakke spijkerbroek. En overal is bagage: enorme koffers bij elkaar gehouden door drie lagen tape, grote dozen en kratten vol ik-weet-niet-wat en uitpuilende plunjezakken.

In de verste hoek is inmiddels een incheckbalie opengegaan, want mensen gaan staan in wat min of meer een rij is. Ook dichter bij mij begint nu beweging te komen. Maar het is totaal onduidelijk wie waarom waar naar toe beweegt. Mijn vriendin en ik gaan er tenslotte maar bij staan, een beetje onbeholpen, niet zeker van waar we ons zojuist bijgevoegd hebben.
Dan is er plotseling een man die zonder een woord te zeggen een lint tussen ons in spant. Ondertussen schuiven de mensen om me heen stapje voor stapje voorwaarts, vol enthousiasme aan hun bagage sjorrend waarna ze het op de bagageband hijsen.

Ik kijk om me heen en voel me compleet verdwaald. Mensen roepen, schuiven, duwen, sjorren, verplaatsen zich. Ik zie nergens borden. Er wordt niets omgeroepen. En als het al zo was, zou ik het rappe Frans toch niet begrijpen. Plotseling schuift de onzekerheid als een grote wolk over me heen. Wie zijn al deze mensen? Waar komen ze vandaan? Waar gaan ze naar toe? Waar ga ik eigenlijk naar toe? Gaat er vandaag wel een vliegtuig naar Mali?

Een vrouw probeert haar mega-koffer op de bagageband te krijgen, maar hij is te zwaar. Ik help haar een handje. Dan opeens is er discussie met de baliemedewerkster. De vrouw loopt weg en laat de enorme koffer achter op de band. Terwijl de medewerkster onverstoord verdergaat met de volgende passagier, loopt de vrouw hoofdschuddend en druk geagiteerd te praten door de vertrekhal. Zo nu en dan gaan de handen in de lucht en werpt ze een giftige blik in de richting van de balie.

Ik kijk het allemaal aan en heb opeens een heel verloren gevoel. En een bijna onbedwingbaar verlangen om orde te scheppen in de ogenschijnlijke chaos. Wat me tegenhoudt is dat de mensen om me heen blijkbaar wel iets van orde en logica zien, want ze bewegen zich vrolijk pratend en vol overtuiging verder in een bepaalde richting.

Uiteindelijk komen we er dan toch, bij die balie. De bagage krijgt de bekende label en wij onze instapkaarten. Naar Bamako, Mali. Jawel. Er zit zelfs een bon bij voor gratis ontbijt, met de complimenten van de vliegtuigmaatschappij. Even later zitten we aan een ‘continental breakfast’. Ik haal even diep adem. En voel me weer een beetje thuis.

Friday, May 18, 2007

Beenwarmers voor ons ego

In Malawi is het vrij normaal om bewakers rond je huis te hebben, zowel gedurende de dag als de nacht. Zo arriveerde de nachtwaker bij het huis van mijn vrienden, zichtbaar voorbereid op een lange koude nacht: gehuld in een dikke jas met een muts en bijpassende beenwarmers.

Ik verbaas me in Afrika steeds weer over de verrassende kleding- en kleurencombinaties. Het is puur genieten om langs de tientallen kledingstalletjes met tweedehands kleding in hoofdstad Blantyre te lopen. Je vindt ze overal en de kledingmarkt doet duidelijk goede zaken. Wat me opvalt is dat het gros van de kleren uit het westen komt. Daar zijn we vaak na één seizoen wel uitgekeken op onze truien, broeken, jurken en jassen. Die vinden dan -bij voorkeur- hun weg naar een 'goed doel'; in de meeste gevallen een distributiekanaal naar plaatsen in deze wereld waar mensen het wat minder getroffen hebben.

In een land als Malawi kun je als westerling zo voor verrassingen komen te staan. Zo vertelt een Duitse vriendin me dat ze in Blantyre iemand zag lopen in een t-shirt met daarop haar geboorteplaats geadverteerd – een Duits dorp met niet meer dan 10.000 inwoners. Voor Malawianen is de handel in tweedehands-kleding echter lucratief. Over het algemeen is de kwaliteit beter dan van de nieuwe ‘made in China’ producten. En zijn ze goedkoper dan de nieuwe kleren die in de winkels hangen. En dus vinden onze ‘afgewezen’ materialen hier gretig aftrek. Mooi toch, zou je denken.

Maar hier eindigt het verhaal niet. Want wat wij niet zien, en ook niet te horen krijgen (en je kunt je afvragen: waarom?), is dat onze goede bedoelingen de mensen hier zomaar de armoede in drijven. Zo moest een van de grootste kledingproducenten hier in Malawi de deuren sluiten omdat hij de concurrentie met onder meer de kledingstroom uit het westen niet meer aankon. Het betekende dat duizenden Malawianen zonder werk kwamen te zitten en daarmee duizenden families zonder inkomen.

Er is niets verkeerd aan geven. En ook met onze goede bedoelingen is niets mis. We zouden ons misschien alleen eerst eens af moeten vragen wat het lange-termijn effect is van onze acties. Want helpen we mensen werkelijk? Of helpen we eigenlijk vooral onszelf? Bij alle ambitieuze plannen van de G-8, van Bono en consorten, om de komende jaren miljarden dollars te investeren in Africa, zou het goed zijn eens even stil te staan en onszelf de vraag te stellen: Helpen we hier werkelijk? Heeft de gemiddelde Afrikaan op lange termijn iets aan onze goede bedoelingen, onze acties in de vorm van geld of kleding? Of is er iets anders nodig?

Als de nachtwaker wegloopt om zijn post in te gaan nemen, zijn de knalrose muts en beenwarmers het laatste wat ik zie voordat hij helemaal in de nacht oplost. Opeens gaan mijn gedachten terug naar een Sinterklaasavond begin jaren ’80. Ik herinner me het gelukkige gevoel bij het uitpakken van een van de cadeaus. Met een knallend gedicht kreeg ik een hippe knalrose muts met bijpassende beenwarmers...

Waar zijn die eigenlijk gebleven? vraag ik me nu af.